De afgelopen maanden hebben wij onze klanten zo goed mogelijk geprobeerd te informeren over de aankomende wetswijzigingen waarmee alle Directeuren grootaandeelhouders met een zogeheten pensioen in eigen beheer te maken krijgen.
Was het eerst de bedoeling dat de wet per 1 januari jl. in zou gaan, uiteindelijk gaat de wet in per 1 april 2017.
Voor de volledigheid wijzen wij u in hoofdlijnen op de 3 mogelijke keuzes, te weten:
1. Voortzetting van het pensioen in eigen beheer zonder extra opbouw. U doet niets met als gevolg dat de BV de door haar toegezegde pensioenaanspraken zal moeten blijven nakomen.
2. De fiscale boekwaarde van de pensioenvoorziening wordt naar de stand per 1 april 2017 omgezet in een oudedagsverplichting (ODV). De B.V. zal in principe, zodra u met AOW gaat, in 20 jaar tijd deze ODV uitkeren. Bij reeds ingegane pensioenen is het ook mogelijke de voorziening om te zetten in een ODV. De uitkering zal dan plaatsvinden in 20 jaar min het aantal jaren dat de DGA reeds AOW-gerechtigd was.
Stel dat de DGA reeds 3 jaar AOW gerechtigd is, de DGA kiest voor omzetting van de fiscale pensioenvoorziening in de ODV, dan dient in 17 jaar tijd de ODV te worden uitgekeerd.
3. Onder "gunstige" voorwaarden over de fiscale waarde van de pensioenvoorziening afrekenen. ln 2017 betekent dit een belastingheffing van 34,06%, in 2018 een heffing van 39% en tenslotte in 2019 een heffing van 41,86% over de waarde. De aanwas van de fiscale pensioenvoorziening over de periode 1 januari 2016 tot en met 31 maart 2017 kent overigens geen korting. Deze aanwas wordt belast tegen een maximaal tarief van 52%.
Vanaf 2020 zal afkoop niet meer toegestaan zijn. Zou u alsnog besluiten af te kopen dan geldt weer het regime zoals dat tot dusverre gold. U bent dan maximaal 72% belastingheffing verschuldigd over de commerciële waarde van de pensioenvoorziening. Duidelijk zal zijn dat afkoop dan geen optie is.
Onder keuzemogelijkheid 2 en 3 heeft u als voordeel dat u niet langer wordt geconfronteerd met de veelal torenhoge commerciële waarde van de pensioenverplichting. Het wordt voor de DGA dan makkelijker om dividend uit te keren.
Zou u kiezen voor variant 1 dan blijft u in principe tot in lengte van jaren geconfronteerd worden met het waarderingsverschil tussen de fiscale en de commerciële waarde van de pensioenverplichting. Slechts in uitzonderingsgevallen (onder meer wanneer u al flink boven de 70 jaar oud bent) wordt aangeraden om kiezen voor variant 1!
Wij zullen onze klanten vanaf eind maart actief benaderen. Niets doen is immers geen optie. Maar ook als u geen klant bij ons bent, helpen wij u graag aan een goed advies.
Er zijn in de praktijk rekenmodellen ontwikkeld die aangeven wat in uw situatie het verstandigst is om te doen. Graag zullen wij u in een gesprek hierover nader adviseren.
Voor nu willen wij u wijzen op een aantal formele punten te weten:
- Tot afkoop, omzetting of wijziging van de pensioenregeling zal formeel moeten worden besloten door de aandeelhoudersvergadering.
- Meewerken aan keuze voor variant 2 of 3 door de partner is essentieel. Zonder zijn of haar medewerking zal de belastingdienst immers geen goedkeuring geven voor toepassing van variant 2 of 3. Het belang is met name aanwezig in geval van echtscheiding of een mogelijke echtscheiding. Bij variant 2 of 3 geeft de partner immers zijn of haar aanspraken op nabestaandenpensioen op. Gekeken zal moeten worden op welke wijze de partner hiervoor wordt gecompenseerd. Hier mag absoluut niet lichtzinnig mee worden omgegaan.
Wij hebben geprobeerd u op hoofdlijnen aan te geven voor welke belangrijke keuze u op korte termijn staat. Mocht u nu reeds vragen hebben dan zijn wij uiteraard steeds bereid u op korte termijn een nadere toelichting te verschaffen.