Bij de ontwikkeling van zelfrijdend vervoer bestaan er nog te veel gescheiden werelden. De ontwikkelaars voor autonoom rijden op het spoor kunnen veel leren van de techniek in de automotive sector, en andersom. Dat stelt business consultant Jillis Mani van InTraffic, een leverancier van verkeersmanagement- en informatiesystemen.
InTraffic bouwt informatie- en besturingssystemen voor verkeer en vervoer. Het bedrijf is onder meer werkzaam voor ProRail, NS en het Amsterdamse openbaarvervoersbedrijf GVB. “Aan de ene kant zijn er de ontwikkelingen in de automotive industrie waar de ‘Googles, Tesla’s en Ubers’ veel in het nieuws zijn”, vertelt Jillis Mani (foto onder). “Aan de andere kant bestaan zelfrijdende voertuigen op het spoor al heel lang, denk aan de metro’s in Londen en Parijs.”
“Toch wordt de parallel weinig getrokken. Het zou natuurlijk vreemd zijn dat straks in Nederland zelfrijdende auto’s op de weg rondrijden en dat we dat met treinen niet voor elkaar krijgen, terwijl die technisch eenvoudiger te realiseren zouden moeten zijn.”
Op het spoor wordt het steeds drukker en moeten treinen steeds dichter op elkaar rijden. “Hoe kleiner de afstand tussen treinen, hoe belangrijker de technische ondersteuning en automatisering. Mede daarom wordt hard gewerkt aan technische oplossingen als ERTMS – een nieuwe beveiliging laag op het spoor zonder seinen en wissels – en het integreren met adviessystemen voor de machinist. Toch gaan ontwikkelingen op het gebied van zelfrijdende treinen nog maar langzaam in vergelijking met de automobiel industrie. Van de innovatiekracht van deze sector zouden we bij het spoor wel wat kunnen leren” aldus Mani.
Die terughoudendheid is volgens hem goed te verklaren met het oog op veiligheid. “Veiligheid is een heel belangrijk onderwerp op het spoor. Bij een sector die afhankelijk is van de overheid en de publieke opinie, is het van groot belang dat projecten veilig en goed gebeuren. Vanuit dat oogpunt wordt soms ook conservatief gedacht. En dat remt weleens innovatie.”