De aanschaf van een auto wordt niet zwaarder belast als gevolg van een nieuwe methode om de CO2-uitstoot te meten. Dat blijkt uit onderzoek van TNO waarover staatssecretaris Menno Snel (Financiën) de Tweede Kamer heeft geïnformeerd.
Sinds september moeten alle auto’s die in de Europese Unie worden verkocht, getest zijn met de nieuwe WLPT-methode. De uitkomst wordt vervolgens met behulp van een rekenmodel vertaald naar de oude testmethode, waar de tarieven voor de aanschafbelasting (bpm) op zijn gebaseerd. Autoverkopers waarschuwden dat uit de nieuwe tests een veel hogere CO2-uitstoot zou kunnen rollen, met een flink hogere bpm tot gevolg.
Het ministerie heeft TNO gevraagd dat te onderzoeken. Het onderzoeksinstituut concludeert dat de tot dusver onderzochte auto’s wel een hogere CO2-uitstoot laten zien, maar dat dit grotendeels komt doordat ze gemiddeld zwaarder zijn en meer motorvermogen hebben. TNO tekent daarbij aan dat het beschikte over de uitstootgegevens van slechts een zeer beperkt aantal auto’s. Dat maakte het ,,nagenoeg onmogelijk” om nu al een eenduidig beeld te vormen. Volgend jaar, als inmiddels meer volgens WLTP geteste wagens zijn verkocht, komt er een vervolgonderzoek.
Het kabinet ziet nu geen reden de bpm-tarieven voor volgend jaar aan te passen. Dat was mogelijk wel gebeurd als de nieuwe tests voor een fikse stijging van de belastingopbrengst hadden gezorgd. Op termijn komt er een nieuwe bpm-tabel die gebaseerd is op de CO2-uitstoot volgens de nieuwe testmethode.